Mijn onderwijs collega heeft groene vingers. En niet alleen dat, ze heeft ook een warm hart voor rupsen, waterdiertjes en vogels. Dat zeg ik met enige trots, want ik mis die kwaliteit totaal voor dat kleine gepeupel.
Liever verdiep ik mij in paard en hond maar die zijn nou eenmaal lastig de school binnen te smokkelen. Ik ben dan ook heel blij dat zij mijn gebrek kan opvullen, zodat onze leerlingen groen genoeg het schooljaar doorkomen. En dus is het elke maandag weer afwachten hoe zij op vrijdag ons lokaal heeft achtergelaten.
Ik tref wel eens potten met zwarte aarde aan. Daar zitten dan bollen in die na verloop van tijd schijnen uit te komen. Ik heb er vervolgens een taak bij, want tegen kinderen hoef je over het algemeen maar één keer te zeggen dat ze regelmatig water nodig hebben. Hup, daar gaat weer een complete gieter het potje in. En ik krijg de strikte opdracht om het hele zooitje ongeregeld in de gaten te houden, want te veel water is niet goed volgens mijn groene collega. Een rekenles is er niets bij.
Sinds afgelopen voorjaar heb ik ook iets met vogels. Gek, hoe dat ontstaat. Maar sinds er een nest in mijn tuin is gemaakt, vlak onder mijn slaapkamerraam in de weelderige Blauwe Regen, doe ik ook mee aan vogel spotten. Wie had dat ooit gedacht? Ik niet in ieder geval. En al helemaal niet als ik ondersteboven uit mijn raam hang en heel stilletjes wat bladeren opzijschuif om een mini blik in het nest te werpen.
Verdraaid, daar zitten ze, drie kleine schreeuwlelijkerds, want herrie maken kunnen ze wel. Met wijd opengesperde snavels gillen ze om wormen. Maar ach, wat zal ik zeuren. Het is fantastisch om vader en moeder af en aan te zien vliegen. Met een noodvaart komen ze op het beneden raam af om vervolgens, vlak voor een frontale botsing, omhoog te schieten de struiken in. Het nest verlaten doen ze trouwens via een andere route. En dat allemaal zonder verkeerstoren. Ik vind het knap.
Hoe heftig mijn liefde voor het nest en de bewoners is, werd duidelijk toen er stress in de struiken was. Een dikke rode kater had zich ophoog gewerkt en wij betrapten de ploert op heterdaad vlakbij de schreeuwende snavels. Vader en moeder vogel zaten in alle staten op het dak van de schuur en hun kleine naakte hulpeloze kinderen waren moederziel alleen thuis. Het zal je gebeuren als ouders.
En het was nog goed mis ook. De boosdoener was nog niet de tuin uitgejaagd, of we vonden een lijkje achterin de tuin. In een paar tellen hingen we weer ondersteboven uit het raam. Eén snavel lag met zijn koppie over de rand van het nest. Slachtoffer nummer twee. Nummer drie zat in shock te wachten op zijn ouders. Die gelukkig al direct de zorg weer overnamen toen wij uit het raamkozijn verdwenen. En zo was mijn eerste vogeltelactie een confronterende. Eé, twee, drie, ik heb ze zomaar allemaal gespot. Juf Alice kan trots op me zijn.
Reactie plaatsen
Reacties